u
6 November 1901).
gebeurt ook niet, zegt spreker. Het rapport der afdeelingen
geeft daar ruimschoots blijk van. Maar de vermogens
belasting stijgt hier. Het vermogen hier ter stede bedraagt
427 millioen, dat is op de 640 inwoners één millioen aan
geldbezit. De burgerij zal dus vooreerst den adem nog niet
verliezen. Wel is het eindcijfer der begrooting met 4 ton
gestegen, doch er zijn nog vele andere noodzakelijke
uitgaven, welke in de naaste toekomst liggen. De heer
Meeuwesen beziet dat alles met eenige zorg, doch Breda
is eene kapitaalkrachtige plaats, waar nog wel meer geld
te halen is door progressie. De hoofdfout zit in de rijks
wetgeving. Nu is er wel aanhangig een voorstel tot wijzi
ging van de artikelen 240 en 242 der gemeentewet, waardoor
eenige verbetering kan komen in de wijze van belasting
heffing, b.v. door eene belasting op de waardevermeer
dering van eigendommen, doch algemeen is men onvoldaan
over dat voorstel. Daardoor zullen nieuwe lasten kunnen
worden opgelegd, doch in hoofdzaak zullen deze drukken
op dezelfde menschen, die nu reeds te zwaar belast zijn.
Het is een euvel, dat ten laste der gemeenten worden
gelaten de kosten van onderwijs, politie en in sommige
gemeenten ook die van armenzorg. De slechte rijksregeling
is oorzaak van de leening van 3 ton.
In de derde afdeeling is door alle leden de wenschelijk-
heid uitgesproken tot vaststelling van een minimum-loon
voor alle arbeiders in dienst der gemeente
De voorzitter onderbrekende, geeft den heer Van
den Brink in overweging, hierop bij de betrekkelijke arti
kelen terug te keeren.
De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat dit punt bij
de algemeene beschouwingen is behandeld.
De voorzitter erkent de juistheid dezer opmerking
en zegt, dat hij zich zoo even vergist heeft.