40 30 Januari 1909. gasfabriek, die wegens fraude ontslagen zijn. Ook hier wreekt zich dat op vrouw en kinderen, die de onschuldige slachtoffers geworden zijn. Spreker wijst er verder op, dat de liefdadigheid is voor afgegaan. Er is ontvangen ƒ891,De burgerij is dus overtuigd, dat de werkloosheid bestond anders zou zij niet geofferd hebben. Thans zijn de gelden verbruikt, zoodat geene bedeeling meer kan plaats hebben, weshalve spreker voorstelt aan het comité eene bijdrage te schenken van ƒ500,—. De heer MEEUWESEN betoogt, dat de burgerij zeer mild is geweest. Zij heeft uit deernis geofferd niet, wijl zij meent, dat er zooveel werkloozen zijn. Intusschen volgt hieruit, dat met vrucht bij de particuliere liefdadigheid kan aangeklopt worden, zoodat niet een greep mag worden gedaan in de gemeentekas. Uit het prae-advies van bur gemeester en wethouders blijkt duidelijk, dat de werkloos heid hier niet groot is, minder zelfs dan andere jaren. Er is dus niet een zoodanige noodtoestand, dat er reden is voor de gemeente om in te grijpen. Nu wil spreker er nog met nadruk op wijzen, dat hier niet gedacht mag worden, alsof de raad geen medelijden zou gevoelen met hen, die door de werkloosheid getroffen worden, maar de raad staat ook voor de belastingkas, die door de neringdoenden moet worden opgebracht. En daaruit mag geene greep gedaan worden, tenzij de particuliere liefdadigheid te kort schiet. Spreker geeft derhalve in overweging niet in te gaan op het voorstel van den heer Van den Brink. De heer VAN DEN BRINK erkent, dat de burgerij mild is geweest, maar het particulier initiatief is thans vrijwel uitgeput. Reeds tweemaal is gecollecteerd en nu kan men bezwaarlijk voor de derde maal om giften komen aan kloppen. Er dient ook eene zekere bescheidenheid te worden betracht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 40