6 November 1909. 439 dat ook het rijk en de provincie subsidie verleenen. Op de staatsbegrooting is bereids een bedrag van /'1500, uitgetrokken, terwijl ook de provincie subsidie zal toe kennen, zoodat er geen bezwaar bestaat het voor den raad toegekend subsidie thans op de begrooting te brengen. Het betrokken hoofdstuk wordt hierop goed gekeurd. AFDEEL1NG III. Hoofdstuk VI, artikel 1, volgnummer 207. Subsidiën aan instellingen van weldadigheid. „Alle leden wenschen de instelling eener commissie voor „sociale aangelegenheden, welke commissie o.a. het vraag stuk der werkloosheid, het instituut arbeidsbeurzen zal „in studie nemen." Antwoord: „Wanneer daarmede bedoeld wordt eene vaste commis sie, als omschreven in art. 54, eerste lid, der gemeentewet, „merken wij op, dat dergelijke commissie met eene be haalde opdracht, b.v. tot bestudeering van het vraagstuk „der werkloosheid en het instituut der arbeidsbeurzen in „verband met de plaatselijke toestanden, wanneer dat noodig „geoordeeld wordt, kan worden ingesteld. „Tndien echter zoude gewenscht worden eene vaste com- missie van bijstand, zooals in het 2de lid van het aange haald wetsartikel bedoeld wordt, dan moeten wij verklaren „de noodzakelijkheid daarvan niet in te zien." De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat dit punt bij hoofdstuk armwezen is ter sprake gebracht, wijl in de begrooting nog geene posten voorkomen, waarbij dit onder werp meer eigenaardig thuis behoort. Burgemeester en wethouders vragen welke soort van commissie hier bedoeld wordt. Spreker meent, dat het de bedoeling is eene tijde-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 439