6 November 1909. U9 Antwoord: „Alleen indien de vrees, dat meer geleend zal worden „dan werkelijk noodig is, heeft geleid tot de hier gevraagde „verklaring, kunnen wij de bedoeling dezer vraag begrijpen. „En daarom herhalen wij nog eens, wat reeds hiervoor bij „volgnummer 62 is gezegd Alvorens tot de uitgifte dezer „leening kan worden overgegaan, is noodig een goedge keurd raadsbesluit, dat noodzakelijkerwijze is vergezeld „van eene nauwkeurige specifieke opgaaf van de verschil lende doeleinden, waarvoor geleend wordt, zoodat elke „vrees in dit opzicht ongemotiveerd is. j,Eene nadere verklaring van enkele bijkomende zaken „kunnen wij niet geven, omdat die verklaring athankelijk „is van raadsbesluiten, welke nog moeten genomen worden. „Doch bij het neerschrijven dezer woorden dachten wij ,,o. a. aan de bijdrage voor het Wilhelminakanaal en de „verandering van localiteiten in het tegenwoordig politie bureau tot vertrekken van het gemeentehuis. En bij on dervinding weten we, dat aan eene begrooting bijna jaarlijks „in den loop van het jaar, waarvoor zij dienen moet, uit gaven worden toegevoegd, waarvan de dekking uit leening „geschiedt. „Met deze overweging voor oogen, hebben wij de lee- „ningssom hooger geraamd dan volgens de op het oogen dlik bekende gegevens zoude noodig zijn.' De heer LIJDSMAN zegt, dat hij op de begrooting geen post vindt uitgetrokken voor verkoop van bouwterrein aan de Oude Vest en het Nonnenveld. Die grond ligt nu al zoo lang renteloos, zoodat het tijd wordt, dat er geld van gemaakt wordt. De voorzitter antwoordt hierop, dat de opbrengst altijd kan verantwoord worden onder de buitengewone ontvangsten. Het betrokken artikel wordt vervolgens zonder bedenking goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 449