44
30 Januari 1909.
deeling doende van de door hem op 14 Januari 1909 uit
gevaardigde en afgekondigde politievoorschriften wegens
verstoring der openbare orde als gevolg van een conflict
aan de naamlooze vennootschap ijzergieterijen en emailleer
fabrieken „de Etna" alhier.
De voorzitter verzoekt den raad, deze politie-voor-
schriften te willen bekrachtigen.
Ue heer VAN DEN BRINK wenscht enkele woorden
te spreken over het conflict en het optreden der politie.
De voorzitter zegt, dat die zaak thans niet aan de
orde is, doch dat hij daartoe straks de gelegenheid zal
geven
De heer VAN DEN BRINK meent dan, dat het niet
noodig is, het verbod van samenscholingen te handhaven.
Er gebeurt hier niets. Alleen zijn de menschen wat vroo-
lijk van aard en stuwen gemakkelijk op tegen onrecht.
De voorzitter accepteert geen vroolijkheid, wanneer
die bestaat in bedreigingen om elkander de hersenen in
te slaan Spreker verlangt, dat de vrijheid van arbeid hier
in Breda zal gerespecteercf worden, al moeten de maatre
gelen nog verscherpt worden.
Het voorstel tot bekrachtiging van de hiervoor genoemde
politie-voorschriften wordt alsnu in stemming gebracht en
aangenomen met 18 tegen 1 stemmen.
Vóór stemden de heeren Versciiraage, Meeuwesen, Fr.
Smits, Heijlaerts, A. F. Smits, Bom, De Bont, Bloemarts,
Scheltus, Rombouts, Slechtriem, Staal, Van Keppel, Sas
sen, J. M. IngenHousz, Reigersman, Teychiné en mr. W.
IngenHousz.
Tegen was de heer Van den Brink.