4 December 1909.
Tegenwoordig de heeren mr. P. M. J. E. BLOFMARTS,
P. A. F. DE BONT, J. A. IE VAN DEN BRINK, W.
J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL,
H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN, J. M. INGENHOUSZ, mr.
W. INGENHOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROM-
BOUTS, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHINÉ,
A. J. A. VERSCI IR A AGE, A. A. A. MEEUWESEN, F. A.
M. J. SMITS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS en A.
C. BOM.
Afwezig de heer J. A. J. W. VAN HAL.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT,burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat de
notulen van het verhandelde in de vergadering van 0
November 1909, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 8
van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter
inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien
in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of een der leden
alsnog voorlezing verlangt of eenige bemerkingen daar
tegen in het midden heeft te brengen.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat op pag. 409, 12d0
regel van onder, abusief is vermeld, dat de belasting op
tooneclvertooningcn en openbare vermakelijkheden zeer
gering is. Dit moet zijn gering, zoodat het woordje zeer
dient te vervallen.