462
4 December 1909.
zijne taak is, alleen de gemeentehuishouding te besturen.
Daarbij komt nog, dat het hier betreft een naam, die voor
de meeste Bredanaars zeer slecht klinkt.
De heer VAN DEN BRINK motiveert de vergelijking van
Ferrer met Van Kakerken, die door den heer Meeuwesen
is genoemd een goedhartig man, door de verklaring van
dr. Frowein, die Ferrer persoonlijk gekend heeft en onlangs
op eene vergadering van hem getuigde, dat hij was een
zachtmoedig man en niet in staat tot het verrichten van
zulke daden, als waarvoor hij thans ter dood veroordeeld is.
Ook spreker durft er zich op beroepen, dat hij zacht
moedig van aard is, en toch deed de heer Meeuwesen het
in de vergadering van 90 Januari 1909 voorkomen, alsof
hij de aanstichter was geweest van de bekende opstootjes,
niettegenstaande het den heer Meeuwesen bekend was, dat
hij op de bijeenkomst van 8 Januari te voren tot kalmte
had aangemaand.
Het verwondert spreker, dat een vrijdenker en vrijzinnig
democraat, als de heer Meeuwesen, Ferrer gaat afbreken.
Als men de laatste levensdagen van Ferrer nagaat en ziet,
hoe hij, toen hij den invloed van Rome gevoelde, standvastig
bleef in zijne overtuiging en eiken priesterlijken bijstand
weigerde, dan dringt dit eerbied af. Wat er met Lambert
van Kakerken gebeurd is, daarover zal spreker zwijgen.
Men kan de figuren uit den vrijheidsoorlog tegen Spanje
moordenaars en brandstichters noemen, doch men verlieze
niet uit het oog, dat de wreedheden van beide zijden werden
gepleegd. En dan zijn de wreedheden van Alva veel erger
geweest dan die van de Watergeuzen.
De katholieke pers zal er niet toe overgaan, om Ferrer
te huldigen, doch dat komt, omdat die pers onder den
invloed staat van de kerk. Ook de liberale pers kan zich
niet ronduit over de zaak verklaren. Dat ligt aan de partij
en aan het gesloten regime, dat in Spanje heerscht ter
wille van het kapitalisme.
Spreker heeft Ferrer ook niet voorop gesteld als politiek
persoon, wijl hij zich reeds lang uit de politiek had terug-