4 December 1909. 463 getrokken, maar hij wenscht hem te huldigen om het werk voor de moderne scholen en als vrijdenker. De heer MEEUWESEN drukt zijn spijt erover uit, dat hij het debat heeft moeten rekken de zaak is de moeite niet waard. Spreker ontkent, dat hij Ferrer een moordenaar heeft genoemdalleen is door hem gezegd, dat hij Lumey en Sonoy op de openbare school als moordenaars en brand stichters heeft hooren betitelen. De heer Van den Brink heeft verder de vergadering van 30 Januari '1909 in het debat getrokken, waarin hij door spreker is beschuldigd als de aanstichter van de bekende relletjes. De toen door spreker aangevoerde motieven waren nogal steekhoudend en zijn ook thans niet weerlegd. Spreker blijft alzoo zijne meening handhaven. Deze zaak behoeft trouwens niet op nieuw te worden opgerakeld. Als iedereen daaromtrent zijne meening behoudt, is het goed. Ten slotte wil spreker de verklaring afleggen, dat hij noch vrijdenker, noch vrijzinnig-democraat is, al heeft hij dan ook wel eens eene vergadering van de vrijzinnig democraten bijgewoond. Spreker woont echter meer ver gaderingen bij van verschillende richtingen. Het ware te wenschen, dat ook de heer Van den Brink dit deed, dan zou hij wellicht niet zoo eenzijdig oordeelen. De heer VAN DEN BRINK behoeft de raadgeving niet, om alle vergaderingen bij te wonen, wijl hij toch niet overal zou worden toegelaten. Wat o.a. den St. Josephkring betreft, weet spreker heel goed, wat daar gebeurt. Met betrekking tot de politieke denkwijze van den heer Meeuwesen, doet spreker opmerken, dat de Bredanaars op straat soms heel anders zijn, dan in hun binnenste. Spreker wil dit niet speciaal zeggen van den heer Meeuwesen, maar het is een algemeen kenmerk van de Bredanaars. Als de heer Meeuwesen echter niet vrijzinnig-democraat is, waarom werd hij dan indertijd bij zijne verkiezing voor lid van den raad door die partij candidaat gesteld en door de liberalen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 463