466 4 Decf.imber 1909. „Bij ons besluit van 20 Januari 1908 is aan adressant „vergunning verleend voor het bouwen van 4 beneden- en „4 bovenhuizen met pakhuis, zooals in rood gekleurd op „bijgaande situatie is aangegeven. Deze vergunning viel niet „in de termen van art. 14 der bouwverordening, aangezien „het kadastrale perceel alstoen eene diepte had van 25 „M. en alzoo het drie vierden niet werd overschreden. „Het perceel, waarvoor adressant thans vergunning vraagt „volgens art. 14 der bouwverordening, is door hem zelf „gebracht op eene diepte van 28 M., waarvan het te „bebouwen gedeelte in roode arqure is aangegeven, zoodat „hier geen bijzonder geval of dringende noodzakelijkheid „aanwezig is, volgens de derde alinea van art. 14, om uit sondering toe te staan. „Op het reeds aan ons ingezonden bouwplan was, met „het oog op het twijfelachtige van de teekening, in ver- „band met de ingeschreven maten, bij besluit van 9 Sep tember 1909, ag. n°. 16, vergunning verleend onder voor- „waarde, dat de open ruimte achter de gebouwen moet „zijn 7,28 M., overeenkomende met een vierde van de „thans door adressant voorgestelde diepte. „Adressant stonden aldus twee wegen open, óf de „perceelscheiding achteruit brengen, aangezien hij eigenaar „is van den achterliggenden grond, óf de teekening wijzigen, „in welk laatste geval hij eene nieuwe vergunning van ons „noodig had. „Alhoewel door de gezondheids-commissie bij haar advies „van 3 November 1909, n1. 429, in deze uit een hygiënisch „oogpunt geen bezwaar is gemaakt, moeten wij, om boven staande redenen, uwen raad in overweging geven, afwijzend „op het verzoek van adressant te beschikkken". De voorzitter vraagt, of de raad zich met het voorstel van burgemeester en wethouders kan vereenigen. De heer LIJDSMAN wijst erop, dat het hier slechts eene kleine afwijking geldt van 68 centimeter. Indien de ver ordening in al hare gestrengheid moet worden toegepast,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 466