4 December 1909. 471 van de breedte van het pand en de voorgeschreven maat slechts met een gering gedeelte wordt overschreden. In verband met de opmerking van den heer Sassen wijst spreker erop, dat bij andere voorkomende gevallen de ge zondheids-commissie de zaak even breed zal opvatten en zal oordeelen, in hoever de belangen van de hygiëne niet geschaad worden. Spreker herhaalt, dat het niet is in het belang der ingezetenen, om eene dergelijke opvatting van de verordening voor te staan, als thans door burgemeester en wethouders is geschied, zoodat hij mitsdien tegen het voorstel stemmen zal. De heer LTJDSMAN zegt, dat hij reeds bij de vast stelling der verordening zijne stem verheven heeft tegen de bepaling van art. 14. Spreker wil de gevraagde uitzondering toestaan, omdat er voldoende ruimte voor licht en lucht open blijft. Pe voorzitter herinnert eraan, dat in eene der vorige vergaderingen een adres van gelijke strekking van 1)e Werd is afgewezen, waarbij dezelfde overwegingen hebben ge golden. Toen was het alleen de heer Fr. Smits, die de inwilliging van het verzoek heeft bepleit. Thans zijn er ver schillende leden, die voor adressant in de bres springen, hetgeen voor spreker eenigszins onbegrijpelijk is. Intusschen ligt de schuld bij Vriens zelf, wanneer hij meent geen behoorlijke uitvoering aan zijn voorgenomen bouwplannen te kunnen geven. Hij had het perceel anders moeten verkavelen en het pakhuis slechts een meter ach teruit moeten brengen. Wanneer men met het idéé van de gezondheidscommissie medegaat, om de zaak uit een louter hygiënisch oogpunt te beschouwen, dan zou de verordening spoedig tot eene doode letter gemaakt worden. De heer MEEUWESEN bepleit de wenschelijkheid, nu een nieuw element de zaak-klunne in debat is ge bracht, om een nader onderzoek in te stellen en de be slissing aan te houden tot eene volgende vergadering.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 471