4 December 1909. „blijven ook in het belang van het onderwijs en de nabij- „zijnde behandeling van het wetsontwerp tot ruimere sub- „sidieering van het meer uitgebreid lager onderwijs. „De aanbevolen maatregel om eene tijdelijke onderwij zeres aan te stellen, is onuitvoerbaar, als zijnde in strijd „met artikel 33, juncto artikel 29 der lager onderwijswet „en zou tevens zijn een vooruitloopen op de reorganisatie „der school, wat wij allerminst gewenscht achten, omdat „met die reorganisatie andere plannen op onderwijsgebied, „waaronder uitbreiding van het aantal tusschenscholen, in „verband zullen moeten worden gebracht. „Wij hebben derhalve de eer U voor te stellen ten „aanzien van meerbedoelde school op dit oogenblik geen „enkelen maatregel te nemen". De voorzitter stelt dit punt aan de orde. De heer MEEUWESEN zegt op de eerste plaats dank voor de welwillendheid, door de meerderheid der leden in de vorige vergadering betoond, om deze kwestie, op grond van zijne afwezigheid, tot deze vergadering uit te stellen. Men noemt het eene schoolkwestie, doch dat is ze niet. 't Is eigenlijk eene kwestie in de school. Spreker meent dan ook, dat de zaak eenigszins overdreven is voorgesteld. Toch is de toestand niet houdbaar. De beide laagste klassen staan onder ééne onderwijzeres. Men kan ze af- deelingen noemen, maar inderdaad zijn het klassen. Daar door genieten de leerlingen van die klassen slechts de helft van het onderwijs, dat hun toekomt, wijl het onderwijs van iedere klasse verschillend is en de onderwijzeres niet gelijk tijdig voor beide klassen kan werkzaam zijn. Spreker vindt het jammer, dat daarop al niet vroeger de aandacht is ge vestigd, wijl deze toestand al geruimen tijd bestaat. Het oorspronkelijke leerplan spreekt wel degelijk van splitsing der eerste klasse. Men heeft dat gedaan, wijl men het rationeel vond. Toen nu in 1901 een nieuw leerplan werd gemaakt, heeft men de laagste klasse in twee afdeelingen verdeeld. Daar-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 474