4 December 1909.
475
door is ééne onderwijzeres voor twee klassen gekomen. De
onderwijzeres doet al het mogelijke om het onderwijs tot
zijn recht te doen komen. De wijze, waarop zij onderwijs
geeft, is boven allen lof verheven, maar het onmogelijke
kan niet gevergd worden. Daarom is verzocht, hierin te
willen voorzien.
In de school-commissie heeft deze kwestie reeds langen
tijd een punt van overweging uitgemaakt, en de conclusie
was, dat er verandering moest komen. Spreker noemt het
een onhoudbaren toestand, dat 46 kinderen in één lokaal
vereenigd zijn en daar verschillend onderwijs ontvangen.
Dat is niet in overeenstemming met den goeden naam, dien
het Bredasche onderwijs geniet.
Nu zeggen burgemeester en wethouders in hun prae-
advies, dat het in strijd is met de wet op het lager on
derwijs, als er eene tijdelijke onderwijzeres zou worden aan
gesteld. Spreker erkent dit, maar wenscht de aanstelling
van eene vaste onderwijzeres, die voorshands slechts tijde
lijk zal werkzaam zijn, totdat de reorganisatie zal zijn
doorgevoerd. Dat is eene vrij eenvoudige oplossing.
Spreker herhaalt, dat de tegenwoordige toestand voor
eene school voor meer uitgebreid lager onderwijs niet mag
blijven voortduren. In eene school voor gewoon lager on
derwijs moge het bestaanbaar zijn, dat één onderwijzer
geplaatst is voor eene klasse van 46 leerlingen, doch dat
is niet gewenscht in ecne school voor meer uitgebreid
lager onderwijs, waar de taak van den onderwijzer, met
het oog op de verschillende vakken van onderwijs, zooveel
verschillend is. De ouders verlangen niets meer dan rede
lijkerwijze verlangd kan worden. De leerlingen ondervinden
eiken dag de nadeelen ervan.
Nu is er wel een lichtpunt ontstaan door de op handen
zijnde wetswijziging, doch deze kan nog geruimen tijd op
zich laten wachten. In gewone omstandigheden duurt het
vrij lang. Wellicht dat het thans eenig onderscheid maakt,
omdat ook het bijzonder onderwijs door de voorgestelde
regeling zal gebaat zijn.