4 /**- 30 Januari 1909. Van den Brink, van wien hij, in verband daarmede, eenige uitknipsels ontving uit „het Volk1'. Eenige dagen nadat de heer Troelstra zijn bekend pro test in de Tweede Kamer had doen hooren, werd hier ter stede eene vergadering gehouden, waarop de heer Van den Brink het woord voerde. In die vergadering gaf de heer Van den Brink te kennen, dat hij den burgemeester wel eens op zijn plaats zou zetten, wanneer hij het durfde wagen in den raad over de blijde boodschap te spreken. Indien spreker na die bedreiging gezwegen had, zou dat een bewijs van lafheid zijn en hierdoor tevens een belang rijke slag zijn toegebracht aan het gezag, hetwelk spreker heeft hoog te houden. De heer VAN DEN BRINK ontkent beslist deze uit drukking te hebben gebezigd en noemt haar absoluut onwaar. Op die vergadering heeft spreker den burge meester doorloopend geprezen. Een daar aanwezig raadslid heeft hij echter niet geprezen. Over den burgemeester in verband met de aanstaande bevalling van de Koningin is niet gesproken. De voorzitter antwoordt hierop, dat door hem niet is bedoeld eene vergadering in het Hof van Holland ge houden, maar eene andere, welke eenige dagen vroeger heeft plaats gehad, en dat hem die mededeeling uit be trouwbare bron is geworden. De heer VAN DEN BRINK zegt, dat hij den burgemeester in een particulier gesprek zal verzoeken, hem den naam van zijn zegsman te willen noemen. De voorzitter zegt, dat de notulen van het ver handelde in de vergadering van 19 December 1908, over eenkomstig het bepaalde bij art. 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen cn hun bovendien in afdruk zijn toege-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 4