30 Januari 1909.
51
begrijpen, dat zulke menschen deelnemen aan relletjes, en
hij aarzelt niet te zeggen, dat de auctor intellectualis, de
indirecte aanstichter van de relletjes, de heer Van den Brink
zelf is en dat deze er de verantwoordelijkheid van draagt.
Nu kan de heer Van den Brink gerust thuis blijven en
zeggen, dat hij er niet bij geweest is. Dat was ook niet
noodig. De relletjes zijn niet aangestookt op den avond,
waarop ze plaats hadden, doch vóór dien tijd. En alles,
wat de heer Van den Brink gezegd heeft van blauwe
oogen en geslagen vrouwen, dat komt voor zijne rekening.
De heer VAN DEN BRINK protesteert tegen de uit
drukking. dat hij de aanstoker zou zijn van de relletjes.
Spreker staat geheel en al buiten den metaalbewerkers-
bond hij heeft daar niets mede te maken.
Op die vergadering is door spreker behandeld het be
kende artikel uit het fabrieksreglement van de firma Klep,
hetwelk aanleiding heeft gegeven tot de uitsluiting.
Spreker ontkent, dat hij op die vergadering gesproken zou
hebben van cynische bourgeois. De overige uitdrukkingen
zijn door hem gebezigd, waardoor hij echter meent, niets
te veel te hebben gezegd.
Verder handhaaft spreker zijn beweren, dat er een af
spraak zou bestaan onder de leden, om zijne voorstellen
niet te steunen. Bij het onderzoek der begrooting in de
afdeelingen is hem door den heer Smits toegevoegd„hou
maar op met je voorstellen, want we steunen je toch niet."
En de ondervinding heeft dit bewezenwant al zijn zijne
voorstellen ook nog zoo bescheiden, zij vinden geen steun.
Waarom kon niet aan de wed. Koremans eene gratifi
catie worden toegekend vraagt spreker. Nu zegt de heer
Meeuwesen wel, dat de reglementen verbieden om die
vrouw te steunen, doch spreker ontkent dit. Aan den
ambtenaar Wagenaar is wel eene toelage verleend, omdat
hij bij de manoeuvres goed werk had verricht, maar voor
deze vrouw was geen geld
Verschillende leden verlaten de vergadering.