13 Maart 1909.
S~a
Tegenwoordig de heeren A. J. A. VERSCHRAAGE,
mr. W. INGENHOUSZ, F. A. M. J. SMITS, A. F. SMITS,
A. C. BOM, P. A. F. DE BONT, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS,
A. P. SCHELTUS, W. J. SLECHTRIEM, L. J. STAAL,
J. R. baron VAN KEPPEL, H. A. SASSEN, J. LIJDSMAN,
J. M. INGENHOUSZ, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L.
TEYCPIINÉ en J. A. II. VAN DEN BRINK.
Afwezig de heeren J. A. J. W. VAN HAL, F. J. M. HEIJ-
LAERTS, W. G. H. ROMBOUTS en A. A. A. MEEUWESEN.
Voorzitter de heer mr. E. P.VAN LANSCHOT, burgemeester.
De voorzitter opent de vergadering en zegt, dat
de notulen van het verhandelde in de vergadering van
B0 Januari 1909, overeenkomstig het bepaalde bij art. 8
van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter
inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien
in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden
alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen
daartegen in het midden heeft te brengen.
De heer VAN DEN BRINK zegt, dat hij wel eenige al-
gemeene beschouwingen zou kunnen houden over de notulen,
doch dat hij daarop straks aan het einde der vergadering
wenscht terug te komen. Thans wenscht spreker alleen
aan te geven eenige noodzakelijke verbeteringen, welke hij
wenscht aangebracht te zien.