13 Maart 1909. 79 De heer VAN DEN BRINK zegt, dat het duidelijk is, dat iemand op 65-jarigen leeftijd van een pensioen van f 3,per week niet kan bestaan. Adressant vraagt nu werk, of iets anders. Met iets anders zal bedoeld worden geld. Een verzoek van adressant van gelijke strekking werd reeds behandeld in de raadszitting van 22 Juni 1907. Het gold toen voornamelijk de vraag, of De Laat nog als los werkman in dienst kon worden gehouden. Toen heeft de heer Bloemarts gezegd, dat men niet moest reageeren op een eenmaal genomen besluit. Spreker zou dit vol komen juist vinden, mits hem een behoorlijk pensioen was toegekend. Maar dit is niet zoo. Ook de Roomsch-Katho- lieke Volksbond heef indertijd op verhooging van het werklieden-pensioen aangedrongen en het Dagblad van Noord- Brabant heeft aan deze zaak nog een speciaal artikel gewijd. In het nummer van 25 Juni 1907 schreef het Dagblad van Noord-Brabant in de Nabetrachtingen o. a. het volgende „Toen in April 1904 een voorstel van burgemeester en „wethouders aan de orde kwam tot het pensionneeren van „vaste werklieden in dienst der gemeente, hebben wij „dadelijk opgemerkt, dat de pensionneering volstrekt onvol- „doende was. „Voorgesteld werd om den werklieden te geven voor „elk jaar dienst x/75 deel van de middelsom van het bedrag, „dat de werkman gedurende de laatste 00 maanden heeft „genoten. „Dat was goed voor werklieden van 40 jaren dienst. „Maar voor menschen, die 20 of 30 jaar de gemeente „zouden gediend hebben tegen een niet al te hoog weekloon, „beteekende deze regeling een ontslag met een fooi, te „weinig om te leven en te veel om te sterven. „Stel een middelsom van ƒ375,per jaar; J/75 ervan is „ƒ5,Reken 20 dienstjaren, dan wordt dat 100, „Dus zou een werkman op 65-jarigen leeftijd gepension- „neerd kunnen worden met een pensioen van twee gulden, „zegge en schrijve ƒ2,per week.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 79