13 Maart 1909.
heeft het allereerst sprekers aandacht getrokken, dat niets
is gedaan in het belang van den kleinen middenstand.
Spreker acht het niet voldoende, dat monsters kunnen
worden genomen, maar de winkeliers zouden zich ook
moeten kunnen verdedigen tegen bedrog van groothande
laren. Zij zouden zelf hunne waren tot onderzoek moeten
kunnen aanbieden.
Spreker had verwacht, dat daaromtrent in deze veror
dening regelen zouden zijn gesteld en was ook van plan
in dien geest een amendement in te dienen, toen zijne
aandacht werd getrokken door een bericht in een der
groote nieuwsbladen omtrent het bestaan van een rijks
bureau te Leiden onder directie van dr. Voerman, alwaar
iedereen kosteloos handelswaren kan laten onderzoeken.
Spreker vond dit bericht zoo belangrijk, dat hij zich
toen schriftelijk tot dr. Voerman heeft gewend om nadere
inlichtingen.
Hierop ontving hij een verslag over 1907, benevens een
propaganda-geschriftje van het rijksbureau, uitgegeven door
de middenstandsvereeniging te Amsterdam. Het verslag
bevat vele bijzonderheden, terwijl Breda daarin een treurige
plaats inneemt.
Zoo wordt hier soda verkocht, die bij onderzoek is ge
bleken geen soda te zijn.
Spreker wil eene lans breken voor de winkeliers.
Zij hebben het recht hunne waren kosteloos te laten
onderzoeken aan het rijksbureau te Leiden. Waarom kan
dat ook hier niet, nu de gemeente zelf een keuringsdienst
gaat inrichten Als de winkeliers medehelpen, zal veel
bedrog voorkomen worden, want regel is, dat zij te goeder
trouw de dupe zijn van gewetenlooze groothandelaren.
Spreker vindt het onbillijk, dat de winkeliers door deze
verordening niet geholpen worden en de verbruikers wel.
De gelegenheid, om te voorkomen, dat zij door ambtenaren
worden betrapt op den verkoop van slechte waar, ont
breekt hun thans, tenzij zij daartoe de hulp willen inroepen
van het rijksbureau.