ti 95 13 Maart 1909. zij van elke vermoedelijke overtreding aanstonds in kennis worden gesteld. De heer VAN KEPPEL meent, dat het een vreemden toestand zal geven, als burgemeester en wethouders daar van geruimen tijd onkundig blijven. De voorzitter wijst erop, dat volgens artikel 3 van den directeur te allen tijde inlichtingen kunnen worden gevraagd. De heer A. F. SMITS meent, dat elke overtreding toch wel noodzakelijk ter kennis van burgemeester en wethou ders zal moeten komen. De heer Fr. SMITS heeft bezwaar tegen het woord geconstateerd. Men kan mocielijk spreken van eene gecon stateerde overtreding, zoolang de rechter geenc uitspraak heeft gedaan. De voorzitter zegt, dat de rechter zal moeten uit maken, of eene overtreding strafbaar is. De heer Verweij is onbezoldigd rijksveldwachter. Deze constateert het feit, maar de rechter moet beslissen, of hier eene strafbare daad is gepleegd. De heer SASSEN meent, dat de goede werking van den keuringsdienst veel zal afhangen van het te houden over leg met de gezondheidscommissie. Spreker wijst hierbij nog op het algemeen reglement van den centralen keuringsdienst. De voorzitter doet opmerken, dat dit niet een reglement, doch slechts een prospectus is van den cen tralen keuringsdienst.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 95