98 13 Maart 1909. „2°. dat bij faillissement der vennootschap of bij hare „ontbinding of indien de voorwaarden, waaronder dit voor schot is verleend, niet worden nageleefd, het voorschot „of het onafgeloste deel ervan terstond opvorderbaar wordt „3°. dat bij vervreemding of bezwaring van de onroe rende goederen der vennootschap zonder goedkeuring van „burgemeester en wethouders der gemeente Breda of anders „van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, het bestuur „der vennootschap zal verbeuren eene geldsom van f 100, „waarvoor de leden van het bestuur ieder voor het geheel „aansprakelijk zijn, onverminderd het recht der gemeente „Breda om zoo daartoe termen zijn, in de plaats der geld boete schadevergoeding te eischen en de vervreemding „of bezwaring niet als geldig te erkennen; ,,43. dat de gemeente Breda te allen tijde met goed keuring van de gedeputeerde staten der provincie Noord- Brabantof bij weigering, met goedkeuring van Hare Majes teit de Koningin, het recht zal hebben alle bezittingen met „de daarop rustende lasten en verplichtingen en alle schulden „der vennootschap gezamenlijk over te nemen tegen betaling „van een bedrag ter grootte van het door de aandeelhouders „der vennootschap bijeengebrachte kapitaal, vermeerderd „met vijf ten honderd van dit kapitaal, als vergoeding voor „liquidatiekosten „5°. dat het Rijk het voorschot verstrekt aan de ge- „meente volgens de bepalingen van paragraaf 6 van het „koninklijk besluit van 28 Juli 1902 Staatsblad n°. 160), „zooals dit thans luidt. „B. Zich te wenden tot de regeering met verzoek, dat „aan de gemeente worde verleend: „1°. een voorschot, groot ten hoogste ƒ90 000,—tegen „eene vergoeding van eene rente ad 33/s procent en af losbaar in vijftig annuiteiten „2\ eene jaarlijksche bijdrage, groot 200,- -, zijnde „de helft van het door de gemeente jegens de vennoot schap te brengen offer."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1909 | | pagina 98