fyl 120 29 April 1910. „In 1908 en 1909 zijn echter nog verschillende andere „openbare werken tot stand gebracht, waarvan de kosten „niet uit de gewone middelen kunnen bestreden worden „en welke alzoo door leening behooren te worden gedekt. „Krachtens raadsbesluit van 19 December 1908, ver- „nieuwd bij raadsbesluit van 17 April 1909, werd hiervoor „eene tijdelijke geldleening aangegaan. „Deze leening, welke is aan te duiden onder de bena- „ming van vlottende schuldbedraagt thans nog /^UUUUO, „Zij is gebracht ten laste van het dienstjaar 1909 en moet, „volgens het leeningsbesluit, uiterlijk op 30 Juni a.s. wor- „den afgelost. „Op de begrooting voor 1910 is nog uitgetrokken een „bedrag van ƒ17 000,— voor openbare werken en 25 000,— „voor uitbreiding der ambachtsschool, terwijl- eventueel „mede nog ten laste van dat dienstjaar zullen moeten „worden gebracht de uitgaven voor verbouwing van het „stadhuis en de betaling van één of meer termijnen der „bijdrage ad ƒ100 000,— voor den aanleg van het Wilhel- „minakanaal. „Tot bestrijding van vorenstaande buitengewone uitga- „ven wenscht de raad opnieuw eene tijdelijke geldleening „aan te gaan tot een maximum-bedrag van f 150 000, „Het voornemen bestaat deze gelden slechts bij gedeel ten op te nemen, naar mate de behoefte daaraan zich „zal doen gevoelen." De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit ont- werp-besluit kan vereenigen. De heer VAN HULTEN wijst erop, dat in de tijdelijke geldleening ook begrepen zijn de kosten van verbouwing van het stadhuis. Op grond, dat omtrent die verbouwing nog niets beslist is, wil spreker in overweging geven eerst punt 17 van de agenda in behandeling te nemen. Flo ir a o r 7 i f f p r r\ ntvunnrrlf 1-iiomr» Hnt Ho Tioor V am

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 120