2!) April 1910. 123 brengt. Bovendien zal dit jaar aan de wedstrijden groote luister worden bijgezet en is de mogelijkheid niet uitgesloten, dat Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Hendrik, die zelf een cup als prijs heeft uitgeloofd, de wedstrijden zal komen bijwonen. Door den heer Van Keppel is gezegd, dat het geldt eene vereeniging van gentelemen. Spreker kan hier omtrent echter mededeelen, dat de vereeniging slecht bij kas is en dat het te betreuren zou zijn, als de rennen en het concours-hippique uit Breda verdwenen. De wedren nen, op den tweeden Faaschdag gehouden, hebben een nadeelig saldo opgeleverd van f 700, De heer VAN HULTEN kan volkomen medegaan met het prae-advies, wijl hij het concours-hippique beslist in het belang van Breda acht. Alleen verwondert het spreker, dat niet gevorderd wordt de overlegging van rekening en verantwoording, waaruit blijkt, dat de subsidie noodig is, zooals bij andere subsidie-aanvragen wel het geval is. De voorzitter zegt, dat hij zelf deel uitmaakt van de financieele commissie der vereeniging en dus in de gelegenheid is geweest, burgemeester en wethouders dien aangaande in te lichten. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer VAN KEPPEL verzoekt aanteekening in de notulen, dat hij tegen het voorstel is. 12. Adres van de regelingscommissie, gevormd uit de verschillende kegelvereenigingen hier ter stede, verzoeken de, ten behoeve van de dit jaar op ,,Oud-Breda" te houden kegelwedstrijden, een zilveren lauwerkrans beschikbaar te willen stellen. Bij dit adres is gevoegd het volgend prae-advies van burgemeester en wethouders

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 123