136 W L 29 April 1910.
verordening zal gewijzigd zijn, bestaat de mogelijkheid,
dat ook dit bedrijf geen verlies meer zal opleveren.
Met het antwoord aan den heer Van Hulïen kan spre
ker kort zijn. Volgens dat raadslid deugt het gemeente-
beheer niet, de politie deugt niet, de controleur der be
lastingen doet monnikenwerk, kortom, er is niets, dat deugt.
Spreker kan echter verzekeren, dat in Den Bosch meer
personeel bij de politie is dan hier en dat de ambtenaren
ten stadhuize er veel hoogere salarissen krijgen, terwijl zij
geen cent behoeven bij te dragen voor pensioen.
Spreker zou zich kunnen opwinden, maar het gezond
verstand zegt anders. De heer Van Hulïen is slechts kort
in den raad en dat zegt genoeg.
Alleen dezen raad wil spreker den heer Van Hulïen
geven, dat hij eerst onderzoeke, wat de gemeente-ambte
naren uitvoeren, voordat hij ze aanvalt of hun werk be
lachelijk tracht te maken. Dan zou hij anders spreken. Hij
overwege wel, dat het werk, hetwelk hier verricht wordt,
niet bestaat in het zetten van hanepoten, maar gebaseerd
is op een doelmatig systeem. Dergelijke beweringen kunnen
goed zijn voor Jan Rap en zijn maat, maar passen niet
voor den raad van Breda.
De heer SCHELTUS zegt, dat de door hem verzamelde
gegevens betrekking hebben op uitgaven, welke geen rente
afwerpen. Die uitgaven zijn
huis Ridderstraat3 250,
veilingsgebouw- 2 900,
huis Akkerstraat- 1 744,—
huis Nonnenveld- 1 050,
huis Beijerd- 1 '200,
huis Van Dongen-17 000,
inrichting bureau van politie- 15 000,—
bijpost bureau van politie- 2 200,
Transporteeren 44344,