140 L/L 29 April 1910. secretaris, worden verkregen, waaruit blijken zal, dat het voorstel niet zoo verschrikkelijk is. Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten het ondervverpelijke voorstel aan te houden. 20. Voorstel van burgemeester en wethouders, in zake de overname van het paviljoen in het Valkenberg, luiden de als volgt „Hiermede hebben wij de eer te uwer kennis te brengen „twee aan ons gerichte brieven van het bestuur der Groote „Sociëteit, betreffende het paviljoen in het Valkenberg. „Naar aanleiding van den eersten brief, d.d. 8 April j.l„ „welke geen bepaald voorstel inhoudt, hadden wij eene „samenspreking met den voorzitter van voormeld bestuur, „welke heeft geleid tot het aanbod, vervat in het tweede „schrijven van 21 April j.l., hetwelk ons in alle opzichten „aannemelijk voorkomt en wel om de navolgende redenen „1°. liet paviljoen met toebehooren zal weder een be hoorlijk aanzien kunnen krijgen en niet langer het schoonc „park ontsieren. „23. Door het in exploitatie brengen in den zin als het „aanbod inhoudt, zal in het centrum der stad ecne inrichting „ontstaan, welke tot nog toe ontbreekt. „31. Voor verschillende doeleinden zal voor de gemeente „het recht kunnen worden gereserveerd om over de inrich ting te beschikken. „4\ Tegenover den afstand der huursom van f 100, bestaat de kans, dat eene hoogere bate in dc gemeente- „kas vloeit. ,,5\ De gemeente is tot niets gebonden en zonder eenige „opoffering harerzijds wordt eene proef genomen, welke „haar in meer dan een opzicht voordeelig zal kunnen zijn. „O3. Indien de proef slaagt, kan de gemeente tegen „betaling eener zeer billijke som den eigendom van den „opstal verkrijgen en heeft zij in hare hand de instand houding eener inrichting, waaraan dan behoefte is gebleken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 140