'29 April 1910.
445
De heer VAN HULTEN trekt zijn voorstel in, nu hem
gebleken is, dat het voorstel van burgemeester en wet
houders slechts weinig van het zijne verschilt.
De voorzitter geeft alsnu in overweging, om over
eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders
te besluiten, met dien verstande, dat de aanhef van sub
a der voorwaarden, door de Groote Sociëteit gesteld,
worde gelezen,,dat de gemeente Breda den eigendom
„kan verkrijgen, ook ten behoeve van derdenvan paviljoen
„enz."
Dienovereenkomstig wordt besloten.
21. Adressen van P. van Oosterhout, wed. L. C. Klop
pers en S. W. van der Noordaa, om ontheffing van artikel
14 der bouwverordening.
Rij deze adressen zijn gevoegd de adviezen van de ge
zondheidscommissie, alsmede de ontwerp-besluiten, bevat
tende de voorwaarden, welke burgemeester en wethouders
aan de eventueel te verleenen ontheffing wenschen te ver
binden.
De voorzitter vraagt, of de raad zich met deze
ontwerp-besluiten kan vereenigen.
De heer ROMBOUTS zegt, dat, wat de derde aanvrage
betreft, daartegen bij de gezondheidscommissie wel geen
bezwaar bestond, maar dat zij wel wenschte, dat wat meer
rekening werd gehouden met de aesthetica. Spreker zou
daarom den betrokken adressant in overweging willen geven,
het gebouw wat fraaier te maken.
Zonder verdere bedenking wordt alsnu besloten
de gevraagde uitzonderingen op het verbod van arti
kel 14 der bouwverordening toe te staan, als aan:
a. P. van Oosterhout, met betrekking tot het
verbouwen van een magazijn op het perceel aan
de Kerkstraat 7, onder de volgende voorwaarden