148 X 29 April 1910.
De heer VAN DEN BRINK wijst erop, dat in de vorige
vergadering besloten is, de maatregelen der regeering af
te wachten, d. i. de totstandkoming eener wet. Men moet
weten, wat dat beteekent. In is de zaak reeds ter
hand genomen door de instelling eener loodwitcommissie,
wier rapport thans verschenen is. Ofschoon de regeering
de zaak gunstig gestemd en een wettelijk verbod omtrent
het gebruik van loodwit alleszins gerechtvaardigd is, is
het te verwachten, dat die wettelijke regeling nog wel
geruimen tijd op zich zal laten wachten.
In 1907 is reeds een adres van deze vereeniging inge
komen. Dat adres werd toen gezonden aan de gezondheids
commissie, welke adviseerde het gebruik van loodhoudende
verfstoffen te verbieden bij alle binnenverfwerk en ook
voor buitenverfwerk, wanneer uit het definitief rapport der
loodwitcommissie zou zijn gebleken, dat ook voor buiten
verfwerk zonder gewichtige bezwaren niet-loodhoudende
verfstoffen te gebruiken zijn.
Inmiddels had het verzoek van de loodwitfabrikanten
meer invloed gekregen in dezen raad, zoodat besloten werd
het rapport van de loodwitcommissie af te wachten.
Spreker zou thans opnieuw het advies van de gezond
heidscommissie willen vragen. Verschillende feiten geven
daartoe aanleiding. Daarom stelt spreker voor het adres
terug te zenden aan burgemeester en wethouders, met
verzoek daarover het advies van de gezondheidscommissie
in te winnen.
De voorzitter heeft er geen bezwaar tegen om het
adres aan burgemeester en wethouders te verzenden om
prae-advies deze kunnen dan zien, wat ze doen.
De heer Fr. SMITS vraagt, of dit adres niet dadelijk
kan worden afgedaan. Er komt dan weer een loodwitdebat
en spreker heeft genoeg van al die loodwitgeschiedenissen.
Er staat vast, dat loodwit in verschillende gevallen niet
kan vervangen worden. Sprekers tijd is te kostbaar, om
10 (J JOv O A - /^y yv v C
!%)q V1> Oyu/A,