152 29 April 1910. De heer Fr. SMITS kan met het eerste bezwaar wel medegaan. Niet echter, wat het tweede argument betreft, omdat dit met de boekhouding niets heeft uit te staan. Verder wordt dit punt niet besproken. B. Verslagen. 1. Door den heer MEEUWESEN wordt namens de commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening van de kamer van koophandel en fabrieken over 1909, gerapporteerd, dat zij die rekening heeft nagazien en in orde bevonden, weshalve wordt voorgesteld, haar goed te keuren. Alleen heeft het de aandacht van de commissie ge trokken, dat de rekening is opgemaakt door den voor zitter der kamer en niet door de kamer zelve, zoodat ook de secretaris de stukken mede had moeten onder teekenen. De voorzitter dankt de commissie voor het gehou den onderzoek en uitgebracht verslag en stelt voor, over eenkomstig de conclusie daarvan, de rekening goed te keuren, bedragende in ontvang ƒ312,765 en in uitgaaf 246,975, sluitende alzoo met een voordeelig saldo van ƒ65,79. Wat de opmerking der commissie aangaat, deze zal aan de kamer worden overgebracht. Dienovereenkomstig wordt besloten. 2. Door den heer MEEUWESEN wordt, namens de commissie, belast geweest met het onderzoek der rekening van het gesticht voor R. K. oude-vrouwen over 1909, gerapporteerd, dat zij die rekening heeft nagezien en in orde bevonden en mitsdien wordt voorgesteld, haar goed te keuren. De voorzitter dankt de commissie voor het gehou den onderzoek en uitgebracht verslag en stelt voor, over eenkomstig de conclusie daarvan, gemelde rekening goed

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 152