/SS 21 Mei 1910. Tegenwoordig de heeren J. A. H. VAN DEN BRINK, mr. P. M. J. E. BLOEMARTS, L. J. STAAL, J. R. baron VAN KEPPEL, J. LIJDSMAN, mr. W. INGENHOUSZ, A. P. SCHELTUS, W. G. H. ROMBOUTS, jhr. mr. A. REIGERSMAN, J. J. L. TEYCHLNÉ, F. C. J. VAN HULTEN, F. A. M. J. SMITS, F. J. M. HEIJLAERTS, A. F. SMITS en A. C. BOM. Afwezig de heeren W. J. SLECHTRIEM, J. M. INGEN HOUSZ, A. J. A. VERSCIIRAAGE, A. A. A. MEEUWESEN, H. A. SASSEN en P. A. F. DE BONT. De voorzitter, de vergadering geopend hebbende, deelt mede, dat ingekomen zijn berichten van de heeren J. M. IngenHousz, Meeuwesen en Verschraage, dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen. De voorzitter zegt, dat de notulen van het ver-, handelde in de vergadering van 29 April 1910, overeen komstig het bepaalde bij artikel 8 van het reglement van orde voor den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezon den en vraagt, of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen. Spreker zegt, dat op pagina 120, regel 9 van boven, abusief is vermeld, dat de vlottende schuld thans nog be draagt 500 000,dit moet zijn f 50 000, De heer VAN DEN BRINK zegt, dat op pagina 148, 4de regel van boven, abusief is vermeld 1908; dit moet zijn 1903.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 155