176 21 Mei 1910. „Aan het sluiten eener tijdelijke geldleening blijven wij, „in de gegeven omstandigheden, verre de voorkeur geven „boven eene definitieve. „Voor eene gemeente als Breda kan het aangaan eener „definitieve leening alleen dan aanbeveling verdienen, wan- „neer die leening kan worden uitgeschreven tot een bedrag „van minstens 500 000,waardoor zij beursnoteering krijgt, „ofwel, wanneer, zooals in Januari j.l. het geval was, dc „gelegenheid zich voordoet, om de gelden tegen zeer „matige rente (3Y2 en tegen den koers 97]/.j, te kun- „nen opnemen bij de eene of andere openbare instelling. „Hierdoor werd o. m. verkregen eene belangrijke besparing „aan zegelkosten het eerste gedeelte ad 80 000 nominaal „werd verstrekt tegen 3 obligaties op zegel van 0,50 in „hoofdsom kosten van drukken en advertentiën, benevens „de gebruikelijke bankiers-provisie van 1/i over het „nominaal bedrag. Op 1 Augustus a.s. wordt de rest „der leening ad ƒ60 000,— nominaal verstrekt tegen ééne „obligatie op zegel van f 0,50 in hoofdsom. „Verder levert eene tijdelijke geldleening nog dit voor- „deel op, dat zij slechts bij gedeelten wordt opgenomen, „naar mate de behoefte daaraan zich doet gevoelen. Die „opname geschiedt tegen afgifte van accepten, welke niet „langer dan drie maanden geldig zijn. Het spreekt van zelf, „dat op zoodanige anticipatie niet weinig van invloed is „het al of niet in ruime mate vloeien in de gemeentekas „van de inkomsten uit bedrijven. „Ook de rentebesparing is niet onaanzienlijk. „De tijdelijke geldleening in 1909 werd aangegaan tegen „renten, varieerende van 2 tot 3 <!/0. Verder moest de ge- „meente betalen 1/8 °/0 commissieloon, benevens de zegel- kosten van het accept. „De eerste opname ad 50 000,geschiedde op 21 „Mei 1909. Dit bedrag wordt op 30 juni 1910 afgelost. „Verder zijn opgenomen de volgende bedragen 30 000,op 29 Juni 1909, afgelost 29 Maart 1910. „f 60 000,30 15

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 176