18 Juni 1910. 199 „Sindsdien zijn vier jaren verloopen en op dit oogen- „blik laat het zich aanzien, dat de feitelijke opheffing nog „tal van jaren op zich zal laten wachten, indien geen doeltref fende maatregelen worden genomen om haar te bespoe digen. In overeenstemming met het gevoelen der reini- „gingscommissie achten wij den tijd gekomen om een „daartoe strekkend voorstel te doen, hetwelk is belichaamd „in de hierbij behoorcnde ontwcrp-verordening op de hef- „fing van rechten voor diensten der gemeente-reiniging. Rij „aanneming daarvan zal de hierboven aangeduide verorde ning tot heffing van vergoedingen voor diensten der ge beente-reiniging komen te vervallen. „De voornaamste verschilpunten tusschen de oude hef- „fing en de voorgestelde zijn de navolgende: „1°. Het kosteloos in gebruik geven en verwisselen van „tonnen voor kleine woningen wordt afgeschaft. „2°. De rechten voor het gebruik en het verwisselen „van tonnen komen voortaan ten laste van den eige naar van het perceel in plaats van ten laste van „den huurder of gebruiker. „3°. Het bestaande tarief voor gebruik en verwisseling „wordt nog gehandhaafd gedurende 1911, 1912 en „1913 en verdubbeld voor de jaren 1914, 1915 „en 1916. „4°. Behoudens door burgemeester en wethouders te „maken uitzonderingen moeten met 1 Jannuari 1917 „alle thans nog aanwezige tonnen zijn vervangen „door beerputten. „5°. Het kosteloos ruimen van een maximum-hoeveelheid „uit beerputten langs pneumatischen weg wordt af geschaft. „Het wil ons voorkomen, dat door de voorgestelde maat regelen de overgang van het tonnenstelsel naar de beer putten geleidelijk en zonder al te drukkend te worden, „behoorlijk verzekerd is. „Het overbrengen der aansprakelijkheid voor de te hef fen rechten van den huurder of gebruiker op den eige-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 199