22 Januari 1910. 19 „De bureauwerkzaamheden worden in hoofdzaak verricht „door den schrijver. „In de naaste toekomst kan alsnog met één schrijver „worden volstaan, mits hij ontlast wordt van den dienst, „dien hij thans verricht, wanneer de inspecteur van politie „zijn vrije uren heeft voor het eten en koffiedrinken, „wanneer deze ambtenaar zijn vrijen dag heeft, met ver- „lof is of wanneer hij door ziekte verhinderd wordt. „Het behoeft wel geen betoog, dat één inspecteur van „politie totaal onvoldoende te achten is. „Aan een bureau van politie als in uwe gemeente, mag „het niet kunnen voorkomen, dat de dienst aldaar over gelaten moet worden aan een schrijver of een hoofdagent. „Niet alleen, dat een gestadig toezicht op al hetgeen „aan een politiebureau voorvalt beslist noodzakelijk is, mag „vooral niet vergeten worden, dat de ontvangst van het „publiek niet mag overgelaten worden aan een minder „ontwikkeld ambtenaar. „Dagelijks toch komt het voor, dat vreemdelingen, die „de Nederlandsche taal niet machtig zijn, zich om de „eene of andere reden aan het bureau aanmelden, doch „ook het groote publiek moet zeker zijn, dat het te allen „tijde aan het bureau van politie iemand aantreft, die „voldoende ontwikkeld is om onmiddellijk handelend op „te kunnen treden of doen optreden. „Voor mij staat het zelfs vast, dat ook bij nacht het „toezicht op al wat de politie betreft, moest toevertrouwd „zijn aan een inspecteur, doch om financieele reden kan „daar voorloopig niet aan gedacht worden. „Vandaar, dat ik in overweging geef over te gaan tot „het aanstellen van één adjunct-inspecteur van politie, die „in afwisseling met den inspecteur, gedurende den dag, „den dienst aan het bureau zou kunnen waarnemen. „Bovendien zou deze adjunct-inspecteur nu en dan, op „uren door mij te bepalen, bij nacht zoowel de agenten „als den dienstdoenden hoofdagent kunnen contröleeren, „tevens belast worden met de tal van speciale onder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 19