23 Juli 1910. 219 De heer VAN HULTEN wijst erop, dat hem uit de be grooting is gebleken, dat de gemeente aan het centraal- bureau voor sociale adviezen jaarlijks eene bijdrage sehenkt van ƒ25,—Spreker meent, dat deze vereeniging evenveel aanspraak op steun mag maken en geeft derhalve in over weging de contributie te bepalen op 25,per jaar. Dit voorstel wordt niet ondersteund en kan derhalve geen punt van behandeling uitmaken. Zonder bedenking wordt alsnu besloten over eenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders. 21. Voorstel van burgemeester en wethouders tot over name van het Rijk van het wegvak van den rijksweg Breda- Prinsenhagegelegen op het grondgebied dezer gemeente, luidende als volgt „Uit de hierbij overgelegde correspondentie zal U blijken, „dat door het gemeentebestuur van Prinsenhage met het „Rijk onderhandelingen zijn aangeknoopt in verband met „de overname van den rijksweg Breda—Prinsenhage. „In verband hiermede hebben wij ons indertijd tot den „minister van waterstaat gewend, met het verzoek, het ge deelte van dien weg, liggende op Bredaasch grondgebied, „aan deze gemeente te willen overdragen. „Zooals uit het bijgevoegd schrijven van den hoofdingc- „nicur-directeur van den waterstaat in de 7Je directie blijkt, „bestaat er geen bezwaar om het wegvak, gelegen op „Bredaasch grondgebied, aan deze gemeente over te dragen „onder dezelfde voorwaarden, als voor de gemeente Prin- senhage zijn gesteld. „Ofschoon de onderhandelingen van Prinsenhage met het „Rijk het gewenschte resultaat niet hebben gehad, komt „het ons toch noodzakelijk voor, dat het wegvak, loopende „van het Dijkje tot de Kolfbaan (zie bijgaande schetstee-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 219