12 Augustus 1910.
247
6. Suppletoir kohier n°. 4 van aanwezige beerputten
in den openbaren gemeentegrond, opgemaakt krachtens
art. 2 sub D van de verordening op de heffing van een
recht voor het gebruik van den openbaren gemeentegrond,
vastgesteld bij raadsbesluit van 15 November 1902, goed
gekeurd bij koninklijk besluit van 30 December 1902, n°. 61.
Zonder bedenking wordt gemeld kohier vastge
steld op een bedrag van f 0,50.
7. Geloofsbrieven van de op 27 Juli j.l. gekozen raads
leden voor district II, zijnde de heeren J. B. M. Merkel-
bach van Enkhuizen (vacature P. A. F. de Bont) en J. G.
Overing (vacature H. A. Sassen).
De voorzitter stelt voor, deze stukken ter fine van
onderzoek en rapport te stellen in handen eener commissie
van drie leden.
Hiertoe besloten zijnde en nadat de raad zijn verlangen
had te kennen gegeven, dat de voorzitter die com
missieleden zal aanwijzen, worden door hem als zoodanig
benoemd de heeren Bloemarts, Van den Brink en Bom.
Deze commissie, zich tot dat einde verwijderd hebbende,
wordt de vergadering voor eenige oogenblikken geschorst.
Het onderzoek afgeloopen zijnde, wordt, na heropening
der vergadering, door de commissie, bij monde van den
heer Bloemarts, gerapporteerd, dat zij die geloofsbrieven
heeft nagezien en in orde bevonden en mitsdien tot toe
lating van de gekozenen wordt geconcludeerd.
De voorzitter dankt de commissie voor het gehouden
onderzoek en uitgebracht rapport en stelt mitsdien voor
de heeren J. B. M. Merkelbach van Enkhuizen en J. G.
Overing toe te laten als leden van den gemeenteraad.
Dienovereenkomstig wordt besloten.