254
12 Augustus 1910.
„lid, reeds bepaalt wat onder openbaar verstaan moet
„worden. Aanneming van een dier amendementen zou
„slechts tot begripsverwarring kunnen leiden.
„Aan de bedoeling van het amendement B is dooreene
„kleine tusschenvoeging aan art. 3, onder 1°, tegemoet
„gekomen en ter verduidelijking is daarin tevens het woord
„„winst" vervangen door „ontvangst".
„Het amendement C achten wij geheel onaannemelijk,
„omdat de bepaling daardoor illusoir gemaakt zou worden.
„Naar aanleiding van het amendement D merken wij
„op, dat naar den zin der verordening ingeval van zooge-
„naamden vóórverkoop van kaarten tegen lageren prijs dan
„op den dag der uitvoering, de belasting geheven wordt
„naar den werkelijk betaalden prijs der kaarten van den
„vóórverkoop en voorts, dat het woord hoogsten (tegen-
„over 1 a a g s t e n) moet gehandhaafd blijven om geen
„gelegenheid te geven de belastingheffing al te zeer te
„reduceeren.
„Aan de bedoeling van het amendement is reeds voldaan
„door de wijziging in verband met het amendement B.
„De aanneming van het amendement F moeten wij weder
„ontraden, omdat door de aanneming daarvan de toepas
sing der verordening al te zeer zou worden bemoeielijkt
„en de bepaling sub B feitelijk in de bedoeling van het
„amendement voorziet.
„Overigens hebben wij in de bepaling sub A het woord
„„gelag" vervangen door „vertering" en zijn wij tot de ont-
dekking gekomen, dat het tarief onder 2'. van art 3 veel
„te laag is voor zoogenaamde café-concerts. Bij de bepaling
„van dat tarief hebben wij te veel op het oog gehad zang-
„en muziekuitvoeringen, welke kunstmatig worden voort
gebracht en te weinig rekening gehouden met de eerste.
„Om aan dit bezwaar tegemoet te komen, achten wij het
„wenschelijk voor de eerstgenoemde een afzonderlijk tarief
„op te nemen, zooals is aangegeven.
„Met de bedoeling van het amendement G op art. 2 der
„invorderingsverordening kunnen wij ons vereenigen en
