PL 236 12 Augustus 1910. De heer VAN HULTEN vraagt, wie erover beslist, of eene voordracht al dan niet als wetenschappelijk is^ aan te merken. De ambtenaren, die de verordening hebben toe te passen, zijn niet altijd in staat, om dat te kunnen be- oordeelen. De voorzitter antwoordt hierop, dat de beslissing daaromtrent berust bij burgemeester en wethouders. De ambtenaren krijgen de noodige instructiën. De heer Fr. SMITS heeft bezwaar tegen de uitdrukking „openbaar". Daarom is door hem voorgesteld om achter het woord „wetenschappelijk" in te lasschen „of besloten." Naar sprekers meening is de omschrijving, welke verma kelijkheden als openbaar zijn te beschouwen, zoo rekbaar, dat daaronder feitelijk alle uitvoeringen vallen. De voorzitter weerlegt deze zienswijze en noemt als voorbeeld eene uitvoering in den St. Joseph-kring, waar voor geene belasting verschuldigd is, wanneer die uitsluitend voor de leden gegeven wordt. Bovendien kunnen met machtiging van burgemeester en wethouders nog een zeker aantal introductiekaarten worden uitgereikt. De heer VAN HULTEN zegt, dat hij ongeveer denzelf den- gedachtengang heeft als de heer Smits. Uit de toe lichting van den voorzitter meent hij echter te mogen opmaken, dat, wanneer eene verceniging, b.v. Concordia, eene uitvoering geeft met entree, uitsluitend voor de leden, dan behoeft er niet betaald te worden. Andere verecnigingen zouden dit voorbeeld kunnen volgen, ofwel het koopen van een tekstboekje of programma verplichtend kunnen stellen. De voorzitter zegt, dat zoodanige uitvoeringen wel degelijk in de belasting vallen, als er, onder welken vorm ook, moet bijbetaald worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 256