266 12 Augustus 1910. spreker, aldusAls de raad zich mengt in zaken buiten zijn kring, verhoogt hij zijn prestige niet. Het standpunt, door mr. Duparc in het bewust artikel ontvouwd, deelt spreker volkomen. Vraagt men dan, waarom spreker de interpellatie heeft toegelaten, dan antwoordt hij hierop, dat hij het daglicht niet schroomt en overigens welwillend is tegenover den raad. De zaak Barens is voor den heer Van Hulten maar een aanloopje geweest. Spreker zal antwoorden, omdat, hetgeen hem door den commissaris van politie is medegedeeld, belangrijk genoeg is, om ter kennis van den raad te worden gebracht cn spreker zich daarmede geheel kan vereenigen. Het desbetreffend schrijven van den commissaris van politie, hetwelk alsnu door spreker wordt voorgelezen, luidt als volgt „Breda, 28 Juli 1910. „Ingevolge uwe mondelinge opdracht, heb ik de eer „UEd.Achtb. de navolgende inlichtingen te verstrekken, in „verband met de interpellatie van het raadslid, den heer „Van Hulten in de raadsvergadering van 28 dezer. „Ik volg hierbij de interpellatie op den voet. „De vraag, of de gemeente-politic hare bevoegdheid zou „kunnen te buiten gaan, moet beslist bevestigend beant- „woord worden. „Die mogelijkheid staat immers altijd open, vooral voor „de politie, wier bevoegdheid niet met juiste lijnen om schreven is. „En waar de ambtenaren der politie menschen zijn als „ieder ander, is het dus best mogelijk, dat ook een politie- „mensch wel eens buiten zijn boekje kan gaan. „Ernstige klachten, dat die bevoegdheid zoude over schreden zijn, zijn echter in de 15 jaren, dat ik hier als „commissaris van politie fungeer, noch bij den heer burge- „meester, noch bij de justitie, noch bij mij ingediend.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 266