12 Augustus 1910. 273 „de orde niet verstoren, behooren soms voor eigen veilig heid door de politie in bewaring te worden gebracht. „Is dit het geval niet, dan zal het meesttijds practisch zijn „(indien althans hunne namen bekend zijn, of de kans be- „staat die te weten te komen), deze overtreders naar hunne „woningen te brengen. „De dienaren mogen een arrestant niet ruw toespreken „en hem niet dan noodig geweld aandoen. „Hoeveel reden deze daartoe veelal ook geeft, de bege leidende dienaar moet trachten zich te onthouden, den zich „verzettenden arrestant te schudden, te duwen, te slaan, enz. „Tndien het bij eene arrestatie meesttijds opdringende „publiek pogingen aanwendt een arrestant te bevrijden, „moeten de geleiders zich wel daartegen verzetten, doch „dan zullen zij niet dan in den hoogsten nood van hunne „wapenen gebruik maken. „In het politielokaal gekomen, moet de arrestant, wat hij „ook misdaan moge hebben, fatsoenlijk behandeld worden „Men spreke zoo weinig mogelijk met hem en geve ter stond aan den aanwezigen chef kennis van de aankomst „en oorzaak der arrestatie. „Het fouilleeren geschiede bedaard en met de meeste „zorgvuldigheid, het op den arrestant bevondene wordt „terstond aan den chef in bewaring gegeven. „Vrouwelijke arrestanten worden nimmer door agenten „gefouilleerdzoo noodig ontbiede men daartoe eene ge- Schikte vrouw. „Men hoore den arrestant welwillend aan en verzuime „nimmer in het rapport aanteekening van zijne komst, van „het op hem bevondene, alsmede van zijn vertrek en de „oorzaak zijner aanhouding te doen maken. „De speciaal daarvoor aangewezen persoon is verant woordelijk voor de zorg aan de arrestanten te besteden. „Deze overtuigt zich dikwijls van hun toestand en geve „hun wat in billijkheid kan worden toegestaan. „Bij den minsten schijn van gevaar voor hun lichamelijk „welzijn, roept hij de hulp van zijn chef in."

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 273