276
12 Augustus 1910.
komen tegen de uitdrukking van den commissaris van
politie, dat er in de laatste 15 jaar geen ernstige klachten
tegen het optreden der politie zijn ingebracht. Dat is ge
schied door spreker zelf, naar aanleiding van de zooge
naamde relletjes tijdens de uitsluiting bij de firma Klep.
Spreker zou geen ernstig man zijn, als hij die klacht niet
als ernstig had beschouwd. En spreker stond destijds met
zijne klacht niet alleen. Hij werd daarin gesteund door de
redactie van het blad, hetwelk thans door den heer Van
Hulten met den naam van regeeringsorgaan wordt be
stempeld.
Overigens kan spreker ook niet aanvaarden de denkwijze,
in het tijdschrift „Themis" ontwikkeld en door den voor
zitter tot de zijne gemaakt, dat de gemeenteraad de han
delingen van de politie niet zou mogen beoordeelen. De
voorzitter heeft trouwens dit standpunt zelf verlaten door
de interpellatie toe te laten. Het is een verkeerd begrip,
dat de raad niets met de politie zou te maken hebben. De
gemeente betaalt voor de politie; de gelden worden door
den raad gevoteerd, zoodat deze er dus iets over te zeg
gen moet hebben.
Inmiddels dankt spreker den voorzitter, dat hij deze in
terpellatie heeft beantwoord, wijl er uit blijkt, dat bij de
politie de zoo noodige vakopleiding ontbreekt, die een
beschavenden invloed op het personeel uitoefent. Spreker
hoopt, dat men in die richting zal willen werkzaam zijn.
Nog een enkel woord wil spreker in het midden brengen
naar aanleiding van het feit, dat op een onbekend gebleven
onderofficier is geschoten. Spreker heeft vernomen, dat dit
is geschied door een maréchaussee van de brigade llueven
De voorzitter onderbrekende, zegt, dat de gemeente
politie met de maréchaussee niets te maken heeft.
De heer VAN DEN BRINK, vervolgende, noemt het toch
een kras stuk, dat er geschoten is, al is het schot dan ook
in de lucht gelost.