278 12 Augustus 1910. abnormaal hoog zijn. En met eene abnormale stad heeft spreker Breda niet willen vergelijken. De commissaris beroept er zich op, dat door het vlugge optreden der politie ernstige misdrijven worden voorkomen. Daar kan de commissaris niets aan doen. Dat ligt aan onze rustige en ordelievende bevolking. Dat voor ieder strafbaar feit de delinquent voor den hulp-officier van justitie moet worden gebracht, moge gelden voor misdrijven, doch dronkenschap is maar eene gewone overtreding. De kwestie van dien onderofficier was door spreker ont leend aan een der plaatselijke bladen. Deze krijgen hunne berichten officieel van het politiebureau, zoodat er voor spreker geen aanleiding bestond, om aan de geloofwaar digheid te twijfelen. Wat nu eindelijk de welwillendheid van den burgemeester betreft, om op de interpellatie te antwoorden, blijft spreker bij zijne meening, dat de raad, die de politie bezoldigt, ook hare daden mag beoordeelen. De burgemeester van Amsterdam heeft nog onlangs geantwoord op de interpellatie over een bepaald feit, de politie betreffende. Daarom meende spreker, dat ook hij wel beantwoord mocht worden. Ten slotte ziet spreker in het lieflijk rapport van den commissaris van politie geen enkele reden, om een woord terug te nemen. Zijne cijfers zijn niet weerlegd. De com missaris handhaaft zijne cijfers; spreker doet het ook. De heer BLOEMARTS wijst erop, dat hij in de vorige vergadering niet aanwezig is geweest, terwijl hij met leed wezen heeft kennis genomen van het feit, dat de aange kondigde interpellatie gehouden is. Het verwondert spreker, dat het verlof, om die interpellatie te mogen houden, door den raad is toegestaan. Spreker is reeds langen tijd lid van dezen raad. Meer malen zijn hier interpellatiën gehouden over de politie, doch deze hebben nooit tot iets geleid. Het eenige resul taat was steeds eene onaangename verhouding tusschen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 278