U
284
3 September 1910.
De voorzitter zegt, dat hiermede is voldaan aan de
wettelijke formaliteiten en verklaart mitsdien de nieuwbe-
noemden te zijn geïnstalleerd als leden van den raad.
Spreker vertrouwt, dat hun beider lidmaatschap zal strekken
tot bevordering van den bloei van Breda en dat zij beiden
zullen medewerken tot het hoog houden van den goeden
naam van den raad van Breda.
De heer MERKELBACH VAN ENKHUIZEN dankt voor
de toegesproken woorden en verklaart, mede namens den
heer Overing, dat zij er naar zullen streven, om op de
meest aangename wijze met de leden van den raad samen
te werken tot het behartigen van de belangen der ge
meente Breda.
Hierop nemen genoemde heeren zitting.
De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen be
richten van de heeren J. M. IngenHousz en Meeuwesen,
dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen.
De voorzitter zegt, dat de notulen van het verhan
delde in de vergadering van 12 Augustus j.l., overeenkomstig
het bepaalde bij artikel 8 van het reglement van orde voor
den gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen
en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt,
of iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of
eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen.
De heer Fr. SMITS zegt, dat bij de behandeling van
de verordening op de openbare vermakelijkheden, blijkens
het vermelde op pagina 256, door den voorzitter zou ge
zegd zijn, dat uitvoeringen, door vereenigingen gegeven
uitsluitend voor de leden, doch met betaling van entree,
wel belastingplichtig zijn, terwijl even daarna, blijkens het
vermelde op pagina 257, door den heer Bloem arts als zijn
gevoelen is te kennen gegeven, dat voor zoodanige uitvoe
ringen geen belasting verschuldigd is. Spreker meent, dat