290 3 September 1910. J. G. OvERING 3, J. R. baron van KePPEL 3, J. A. H. van den Brink 2, L. J. Staal en J. B. M. Merkelbach van Enkhuizen ieder ééne stem. Zoodat voor het zittingsjaar 1910/1911 zijn be noemd tot leden der commissie van bijstand in het beheer der gemeente-reiniging de heeren J. Lijdsman, W. J. Slechtriem, A. F. Smits en A. C. Bom. Op eene desbetreffende vraag des voorzitters ver klaren de aanwezige leden, de heeren Lijdsman, A. F. Smits en Bom, dat zij deze benoeming aannemen. 7. Door heer REIGERSMAN wordt namens de com missie, belast geweest met het onderzoek der gemeente rekening over het dienstjaar 1909, gerapporteerd, dat zij die rekening heeft nagezien, waarbij haar gebleken is, dat de ontvangsten hebben bedragen f 1 060 043,32 en de uit gaven f 1 072 511,53. De verschillende staten van oninbare posten wijzen aan een totaal-cijfer van f 3 094,815 en die van nog te innen posten f 122,20. De commissie heeft, voor zooveel zulks doenlijk was, de verschillende bewijsstukken met de rekening vergeleken en een en ander accoord bevonden. Echter moet spreker opmerken, dat het medelid der commissie, de heer Van Hulten, hem dezen morgen, alzoo nadat het onderzoek der rekening heeft plaats gehad, nog heeft medegedeeld, dat hij tot de overtuiging is gekomen, dat de uitgaven voor de straatverlichting, blijkens de rekening, hoogerzijn dan in het verslag der gasfabriek is vermeld. Aangezien geene verklaring te vinden is, waaraan dit verschil in cij fers te wijten is, heeft spreker gemeend, deze opmerking hier in het midden te moeten brengen. In ieder geval stelt de commissie echter voor de rekening, zooals die daar ligt, goed te keuren. De voorzitter dankt de commissie voor de zeer groote moeite, welke zij zich heeft getroost bij het onder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 290