3 September 1910. 295 De heer Fr. SMITS zegt, dat hij is een principieel tegen stander van artikel 14. Hij weet niet, welke kwade genius dat artikel heeft ingegeven. Het deprimeert zoodanig de waarde van den grond en de bouwwerken, dat spreker steeds, waar de gelegenheid zich daartoe voordoet, zal stemmen voor het verleenen van ontheffing van dat artikel. Toen spreker persoonlijk mocht vernemen, dat, om aan het artikel te kunnen voldoen, het voor den heer Klunne slechts ecne uitgaaf zou vorderen van f 97,was hij aanvankelijk geneigd niet op de zaak in te gaan, doch eenvoudig te stemmen tegen het prae-advies van burge meester en wethouders. Intusschen is spreker gebleken, dat hier beslist eene vergissing in 't spel is. Spreker heeft zich ter plaatse van den toestand overtuigd, waarbij hem gebleken is, dat de kosten f 600, - a f 800,zullen bedragen. Eerst moet de grond worden aangekocht, dan eene smederij worden afgebroken en op eene andere plaats eene geheel nieuwe smederij worden gebouwd, waarvan de kosten alleen f 400,— a f 500, - zullen bedragen. Daarom wenscht spreker de vraag te stellen, of burgemeester en wethouders, als zij geweten hadden, dat deze zaak zooveel aan den heer Klunne zou kosten, ook dan nog een afwijzend prae-advies zouden hebben uitgebracht. Men moet niet meenen, dat de heer Klunne er af is met den aankoop van een stukje grond er moet ook nog een smederij gebouwd worden. Spreker kan dien eisch van den kant van Vriens niet als overdreven beschouwen. Artikel 14 is toch reeds zeer drukkend. Moet hiervan thans gebruik gemaakt worden, om een onzer burgers te belasten met eene uitgaaf van f 600,a f 700,Spre ker hoopt, dat de raad dit in overweging zal nemen en niet zal ingaan op het voorstel van burgemeester en wet houders. De heer VAN HULTEN meent, dat de heer Smits de kwestie verplaatst. Het is niet alleen eene geldkwestie, maar de vraag, of de bouwverordening is overtreden. Dit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 295