3 September 1910. 297 Nadien heeft Vriens aan spreker verklaard, dat hij alsnog bereid is, zijne oorspronkelijke aanbieding gestand te doen. De grond zou kosten f 47,terwijl de verbouw van de smederij wordt geschat op 50,Dit klopt niet met hetgeen Klunne aan spreker heeft medegedeeld, dat een en ander hem op f 1 000,zou komen te staan. Spreker wenscht den heer Smits te doen opmerken, dat bij burgemeester en wethouders eenig welwillendheidsgevoel niet heeft gegolden. Wel is gezegd, dat de eisch van Vriens alleszins billijk was te achten. Alleen hebben burgemeester en wethouders rekening ge houden met de verordening, die zij te handhaven hebben. De heer TEYCHINE was aanvankelijk wel geneigd, om de ontheffing te verleenen. De gemeente-opzichter had in deze de groote schuld, ofschoon ook de heer Klunne en de architect Van Dongen niet van schuld zijn vrij te pleiten. Nij hij echter hoort, dat Klunne voor de geringe som van f 100, laat het zijn f 150,de zaak in orde kan bren gen, mag deze zeer tevreden zijn en wenscht spreker de verordening te handhaven. De voorzitter vraagt den heer Van Keppel, of ook deze niet een onderhoud met Vriens heeft gehad en of hij toen niet dezelfde cijfers heeft genoemd. De heer VAN KEPPEL antwoordt hierop, dat Klunne hem over de zaak gesproken heeft en toen betoogde, dat Vriens bovenmatig hooge eischen stelde. Hij noemde cijfers van 500, en f 1 000,Spreker heeft daarop inlichtingen gevraagd aan Vriens en hem erop gewezen, dat het verkeerd zou zijn zooveel geld te vragen en van iemands ongelegen heid misbruik te maken. Daarop heeft Vriens aan spreker de toedracht der zaak blootgelegd en hem dezelfde medc- deelingen gedaan als aan den voorzitter, wat betreft de onderhandelingen met den architect Van Dongen. Vriens heeft aangeboden den grond te verkoopen tegen den ouden prijs, onder voorwaarde, dat tevens de smederij zou worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 297