3 September 1910.
299
De heer ROMBOUTS betoogt, dat, als er één artikel in
de bouwverordening gevonden wordt, hetwelk gewicht in
de schaal legt, zulks met artikel 14 het geval is. Als dat
artikel er niet was, zou men de heele verordening wel
kunnen opdoeken. Spreker vindt het treurig, dat er zoo
veel menschen in de binnenstad het noodige licht en lucht
moeten missen. Doch daaraan is niets te veranderen. Ging
men dit nu ook in de nieuwe stadsgedeelten toestaan, dan
zou men de heele stad bederven.
Hier is de gemeente-verordening overtreden. De heer
Klunne wist en moest weten, dat de bewuste bepaling
bestond. De schuldigen zijn dus de heeren Klunne en zijn
architect, en een gemeente-ambtenaar heeft mede gezondigd.
Daarom heeft die ook zijn ontslag gekregen.
Nu moge de heer Smits het wenschelijk achten, om
artikel 14 uit de verordening te verwijderen, doch dat gaat
zoo maar niet. Er is gelukkig nog eene wet boven den
raad, welke dat beletten zou.
Voor de manége aan den Wilhelminasingel is geen afwij
king toegestaandaar is niet meer dan 3/4 van het terrein
bebouwd.
De raad heeft slechts de algemeene belangen te behar
tigen. Nu is hier alleen een middel aangegeven, op welke
wijze de heer Klunne op de voordeeligste manier zou
kunnen geraken uit de moeielijkheid, waarin hij zich zelf
•gebracht heeft. Indien men thans op het verzoek zou ingaan,
dan zou het gemeentebelang daardoor ten zeerste worden
geschaad. Het zou zijn de paarden achter den wagen
spannen en het afbreken van alle gezag.
De heer Fr. SMITS handhaaft zijne bewering, dat arti
kel 14 in de verordening niet thuis behoort, en hoopt, dat
daarin spoedig verandering moge komen. In Den Haag
geldt de bepaling niet, dat 1/i van het terrein onbebouwd
moet blijvendaar behoeft slechts eene ruimte van 3 M.
open te worden gelaten. Daar is het gezond verstand wat
verder doorgedrongen dan hier.