22 Januari 1910. 29 ,,De raad der gemeente Breda „Gelet op de artikelen 136 en 194a der gemeentewet; „Besluit: „tot bestrijding der aanlegkosten ten behoeve der gas fabriek en waterleiding over de dienstjaren 1908,1909 en „1910, en tot aankoop van gronden in verband met den „bouw eener cavaleriekazerne, met de directie der weduwen- „en weezenkas voor de officieren van de landmacht te vs'~Gravenhage aan te gaan eene geldleening, groot honderd veertig duizend gulden '140 000,tegen den koers van „971/4 en tegen eene jaarlijksche rente van °/0, en verder „onder de volgende bepalingen „dat de storting zal geschieden in twee termijnen ten „kantore van den gemeente-ontvanger en wel f 80 000, „op 1 Maart 1910 en f 60 000,op 1 Augustus 1910; „dat jaarlijks op 31 December, te beginnen met het „jaar 1911, zal worden afgelost „ten laste der gasfabriek f 2000,gedurende 25 achter eenvolgende jaren „ten laste der waterleiding 560,gedurende 25 achter eenvolgende jarenen „ten laste van den algemeenen dienst/'1900,—gedurende „40 achtereenvolgende jaren „dat de betaling der rente zal geschieden in twee ter- „mijnen op 30 Juni en 31 December van ieder jaar telkens „tot het op dien datum verschuldigd bedrag ten kantore „van de directie der weduwen- en weezenkas voor de „officieren van de landmachten „dat tot waarborg van de rente en aflossing dezer leening „zullen strekken alle inkomsten en bezittingen der gemeente. „Aldus vastgesteld door den raad der gemeente Breda „in zijne openbare vergadering van 22 Januari 1910. Memorie van toelichting. „Het bedrag der geldleening ad/'140 000,spruit voort „uit de volgende openbare werken

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 29