306
3 September 1910.
De heer VAN HULTEN meent, dat een paardenspel
heel wat anders is. Maar in zoo'n „fiets" kan het soms
leelijk Spaansch toegaan.
17. De heer VAN DEN BRINK, alsnu het woord ge
vraagd en verkregen hebbende, wijst erop, dat dezer dagen
in een der plaatselijke bladen kritiek is uitgeoefend op
een vuurwerk, dat op het binnenplein van het R. K. gasthuis
is afgestoken en zulks, terwijl het lijk van een der zusters
boven aarde stond en andere ernstig ziek waren. Spreker
vraagt, waarom burgemeester en wethouders dat niet heb
ben belet.
Op de tweede plaats zegt spreker, dat hij op 25 Augustus
j.l., des namiddags omstreeks 3 uur, in het Valkenberg
heeft ontmoet zekeren Jooren, wonende Kloosterlaan 9,
die hem mededeelde, dat hij eene aangifte van overlijden
had willen doen, doch dat zijne aangifte niet was aanvaard
door den ambtenaar van den burgerlijken stand, wijl hij na
den daarvoor vastgestelden tijd was gekomen. De man
was nu genoodzaakt den volgenden dag terug te komen,
waardoor hij weer een halven dag loon moest missen.
Spreker vraagt, of de ambtenaar Wijmer het dan zoo ont
zettend druk heeft sedert de tijdelijke klerk Hazelof is
gepensionneerd. Hij heeft toch nog altijd den klerk Van
Loon, of zouden er misschien nog meer klerken aangesteld
moeten worden
En op de derde plaats vraagt spreker, of nog niet is
ingekomen een adres van den Bredaschen bestuurdersbond
over het werkliedenreglement. In het dagblad „Het Volk"
is daarvan reeds melding gemaakt.
De voorzitter antwoordt hierop, dat indertijd eene
aanvrage is ingekomen tot het afsteken van vuurwerk op
de binnenplaats van het R. K. gasthuis, welke aanvrage op
de gewone wijze is behandeld. Overeenkomstig het advies
van den commissaris van politie zijn maatregelen genomen
tegen brandgevaar. En dat die voorschriften goed en juist
geweest zijn, blijkt wel hieruit, dat er, ten gevolge van dat