17 September 191ö. 315 „te verkrijgen, dan bij toepassing van de bestaande ver ordening het geval is. „De wenschelijkheid hiervan springt temeer in het oog „wanneer men in aanmerking neemt, dat de zorg voor de „veiligheid van de bezoekers van openbare vermakelijk heden en de maatregelen, tegen brandgevaar te nemen „bij voorstellingen in schouwburgen, tenten en dergelijke, „groote geldelijke offers van de gemeente vergen. „Gebroken is met het tot dusver bestaande stelsel, om ,,de belasting te heffen naar het aantal zitplaatsen of naar „de oppervlakte van lokalen en tuinen, waarin de verma kelijkheden gehouden worden. „De belasting zal thans geheven worden naar de onzui vere opbrengst van de toegangs- of abonnementsgelden, „hetgeen billijker is te achten. „Alleen dan, wanneer geen entree, onder welken vorm „ook, gevorderd wordt, zal de belasting geheven worden „naar de oppervlakte van de lokalen of tuinen, waarin de „vermakelijkheden plaats hebben. Hierbij is onderscheid „gemaakt voor het geval het betreft zang- en muziekuit voeringen, welke kunstmatig worden voortgebracht. „Tot dusver vielen dergelijke uitvoeringen, alsmede de „gewone dansmuziek in herbergen of tapperijen, buiten de „belasting, hetgeen in het vervolg niet meer het geval zal „wezen. „Bij de regeling der belasting is bovendien op den voor grond gesteld de openhaarheid van de te houden verma kelijkheid, zoodat vereenigingen, welke uitsluitend voor „hare leden voorstellingen of vermakelijkheden houden, niet „onder de belasting vallen. „Ook wordt geene belasting geheven voor wedstrijden, „tentoonstellingen en voordrachten, welke uitsluitend een „wetenschappelijk karakter dragen, terwijl verder rekening „is gehouden met de omstandigheid, dat de opbrengst der te „houden vermakelijkheid bestemd is voor een weldadig doel. „Waar de heffingsverordening eene belangrijke wijziging „heeft ondergaan, lag het voor de hand, dat ook de voor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 315