U
316
17 September -1910.
„schriften, betrekkelijk de invordering, aanmerkelijk moes-
„ten worden gewijzigd, ten einde cene behoorlijke controle
„op de inning der belasting te verzekeren."
De voorzitter vraagt, of de raad zich met dit ont
werp kan vereenigen.
Niemand der leden hiertegen eenige bedenking
hebbende, wordt gemeld ontwerp goedgekeurd.
6. Schrijven van het raadslid, den heer Van Hulten,
in vervolg op zijne interpellatie, betreffende het optreden
der politie.
De voorzitter stelt voor dit schrijven, als niet be-
hoorende bij den gemeenteraad, voor kennisgeving aan te
nemen.
De heer VAN DEN BRINK had verwacht, dat de heer
Van Hulten het woord zou gevraagd hebben. Nu hij dit
nalaat, wil spreker het doen en verzoekt mitsdien, dat het
stuk worde voorgelezen. Spreker meent, dat de voorzitter,
die de interpellatie indertijd heeft toegestaan, ook verplicht
is de consequentie daarvan te aanvaarden. De heer Van
Hulten is een clericale arbeider, die met den eenen voet
vooruit wil, doch met den anderen door de pastoors wordt
teruggetrokken. Daarom zal spreker hem in bescherming
nemen en hij hoopt, dat de voorzitter, die altijd loyaal op
treedt, zal willen toestaan, dat het stuk in openbare ver
gadering worde voorgelezen.
De voorzitter wijst erop, dat het stuk niet bij den
raad thuis behoort.
De heer BLOEMARTS is van oordeel, dat men deze
zaak voorloopig kan laten rusten. De heer Van den Brink
neemt het op voor den heer Van Hulten en verzoekt
voorlezing van het stuk, nu deze het zelf niet vraagt. Of-