348 17 September 491Ö.
Vóór stemden de heeren Bloemarts, Merkelbach van
Enkhuizen, Staal, Van Keppel Lijdsman, J. M. IngenHousz,
Overing, mr. W. IngenHousz, Scheltus, Rombouts, Rei
gersman, Teychiné, Verschraage, Fr. Smits, A. F. Smits
en Bom.
Tegen waren de heeren Van den Brink en Van Hulten,
7. Suppletoir kohier n°. 7 van aanwezige beerputten in
den openbaren gemeentegrond, opgemaakt krachtens art.
2 sub. D van de verordening op de heffing van een recht
voor het gebruik van den openbaren gemeentegrond, vast
gesteld bij raadsbesluit van 15 November 1902 (gemeente
blad n°. 94), goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 30
December 1902 n°. 61.
Zonder bedenking wordt gemeld kohier vastge-
vastgesteld op een bedrag van 0.50
8. Adres van den Bredaschcn Bcstuurdersbond en van
het bestuur der afdeeling Breda van de sociaal-democra
tische arbeiderspartij, verzoekende spoedige behandeling
van het werkliedenreglement.
De heer VAN DEN BRINK vraagt voorlezing van het
adres.
De heer BLOEMARTS meent, dat dit verzoek als een
voorstel moet behandeld worden.
De heer VAN DEN BRINK doet hiertoe het voorstel
en hoopt niet, dat de raad bang is voor den belangrijken
inhoud van het adres.
De heer VAN HULTEN wijst erop, dat, wanneer de
raad de zoo even aangenomen gedragslijn blijft volgen, hij
dan alle stukken zou kunnen wegdoen en het publiek
niets te zien zou krijgen, als de pers niet behoorlijk was
ingelicht.