17 September 1910. 321 Dat de sociaal-democratische arbeiderspartij zich voor doet als de eenige arbeiderspartij is juist. Zij heeft het recht om zich als de echte vertegenwoordigers der arbei ders op den voorgrond te dringen, omdat de gewichtige sociaal-economische vraagstukken op den duur wel door die partij zullen opgelost worden. Er is geen enkele partij, welke zich uitsluitend met arbeidersvraagstukken bezig houdt. De katholieke partij bestaat uit conservatieven en vooruitstrevendcn en de heer van Hulten heeft zich zelf voor een oogenblik moeten losmaken van zijn eigen partij om hier in den raad te komen. Hij heeft zijn zetel bovendien te danken aan de sociaal-democraten. De heer van Hulten heeft de opmerking gemaakt, dat er onder de onderteekenaren van het adres ook ama teur-proletariërs zouden zijn. Indien hij personen had ge noemd, zou hij deze daardoor grovelijk beleedigd hebben. Spreker moet opkomen tegen dergelijke beleediging van menschen, die, ofschoon geen arbeiders zijnde, zich bij die partij aansluiten, omdat zij hare beginselen huldigen en overtuigd zijn van het goed recht, dat zij voorstaat, en die, omdat zij toevallig geld hebben, met den naam van amateur-proletariër bestempeld worden. Ten slotte hoopt spreker, dat burgemeester en wethou ders in deze zaak diligent zullen blijven. De voorzitter protesteert tegen de opmerking van den heer van Hulten, dat als er adressen komen, waarbij arbeidersbelangen op het spel staan, zooals het adres van het Groene Kruis en van het werkloozenfonds, de behan deling daarvan door burgemeester en wethouders met opzet zou worden vertraagd. Wat het werkliedenreglement betreft, als zou dit reeds in 1908 in concept gereed zijn geweest, daaromtrent bestaat een misverstand, al moge spreker zelf daartoe wellicht aanleiding hebben gegeven. De juiste toedracht is, dat er indertijd gegevens zijn verstrekt door de verschillende

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 321