u 332 17 September 1910. Dit dankt de gemeente allereerst aan het royaal aanbod van den heer J. IngenHousz, wien spreker daarvoor reeds vroeger dank en hulde heeft gebracht, doch hetgeen hij thans nog eens, en nu in diens tegenwoordigheid, namens den raad en de gemeente wenscht te herhalen. Het is te verwachten, dat er nog wel eens meer be slissingen zullen genomen moeten worden, welke voor Brccla van groot belang zijn. Spreker hoopt, dat dan ieder een voor oogen zal houden, dat het belang der gemeente Breda het richtsnoer blijve der beraadslagingen. Yan deze gelegenheid wil spreker gebruik maken om erop te wijzen, dat de verhouding der buitengemeenten tot Breda zich op meer aangename wijze ontwikkelt, nu de Baronielaankwestie maar achter den rug is. Men heeft gemeend, dat het Breda te doen was om, als spreker het zoo mag uitdrukken, de buitengemeenten te donderen, doch men begint nu in te zien, dat het Breda uitsluitend te doen is, om de belangen der gemeente te behartigen. Intusschen dankt spreker nogmaals voor de medewerking in deze zaak van den raad ondervonden. De heer J. M. INGENHOUSZ dankt den heer van Keppel en ook den voorzitter voor hunne waardeerende woorden. Als spreker eene offerte aan de gemeente heeft gedaan, dan deed hij dit onbedacht en zonder eenige bijbedoeling. Op de eerste plaats deed hij dit, om een einde te krijgen aan het hangende geschil en op de tweede plaats uit liefde en achting voor de stad zijner inwoning, waar hij geboren en opgevoed is. Spreker hoopt, dat deze daad moge strekken tot meer deren groei en bloei van de gemeente Breda, welke hij een zoo goed hart toedraagt. De vergadering betuigt hare instemming met het ge sprokene door den heer IngenHousz. De voorzitter schorst de openbare vergadering, welke alsnu overgaat in eene met gesloten deuren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1910 | | pagina 332